De fiscus schaft per 1 mei 2016 de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) af, een beslissing die zowel artiesten als anderen in de popsector raakt. Hierbij is er nog veel onduidelijkheid over de zgn. ‘modelovereenkomsten’ die de VAR gaan vervangen. Tijdens de Popunie Meet The Pro sessie van 15 maart legde Dick Molenaar van All Arts Belastingadviseurs uit hoe bands en muzikanten met de nieuwe wetgeving om kunnen gaan. Conclusie; geen stress, het wordt voor VAR-gebruikende muzikanten een stuk eenvoudiger.
Als een muzikant geld verdient met z’n werkzaamheden is er de plicht hierover ‘loonheffing’ te betalen. Dat kan op verschillende manieren, maar veel muzikanten gebruiken hierbij een VAR. Simpel; je stuurt hem naar je opdrachtgever en mag daarna een factuur sturen. Verder hoefde je vaak niets te doen. Met het gebruik van zo’n VAR stap je als het ware uit de ‘artiestenregeling’ en neem je daarmee als muzikant de eigen verantwoordelijkheid voor het afdragen van belastingen en premies. Tevens wordt de VAR in de muzieksector ook gebruikt bij andere werkzaamheden; door technici, bookers, muziekdocenten etc. Ook voor hen zal de nieuwe regeling voor verandering zorgen.
Om goed te begrijpen hoe de huidige situatie is ontstaan kan een korte geschiedenisles geen kwaad. Deze kan je overslaan, maar het helpt wel om goed te begrijpen wat je moet doen en waarom.
In 1941 is er door de Duitsers een wet ingevoerd die opdrachtgevers van artiesten verplichtte hun loonheffingen te betalen. Omdat veel artiesten volgens hen geen adres hadden, onbetrouwbaar en moeilijk te traceren waren. Ze waren bang dat door deze artiesten achteraf nooit meer betaald zou worden. Dus om te zorgen niets mis te lopen werden de loonheffingen verhaald bij de bron; de opdrachtgever.
In 1964 kwam er eindelijk en Nederlands alternatief voor deze wet, de huidige wet. Toen deze werd geschreven werd er nog voorgesteld deze bron-heffingen af te schaffen, en de verantwoordelijkheid bij de artiest te leggen. Vakbonden zoals de FNV waren hier echter tegen, omdat zij wilden dat artiesten gebruik konden maken van de nieuwe werknemersverzekeringen (zoals de WW en WAO). Daarom is deze bron-heffing in de wet blijven staan, nu bekend als de artiestenregeling.
Als gevolg van deze de wet bestaat Nederland daarom uit ‘artiesten’ en ‘anderen’. In de wet op loonbelasting uit 1964 staan artiesten immers specifiek genoemd als aparte werknemersgroep, waardoor deze artiestenregeling specifiek op hen toegepast kan worden. Iedereen die uit de artiestenregeling stapt – of om een andere reden niet voldoet aan de definitie zoals omschreven in de wet – is dus geen artiest in de zin van de wet, maar een werknemer.
Om het verschil aan te geven gebruik ik in dit verslag uitsluitend de term “artiest” in de zin van de wet, en zal ik individuen aanduiden met “muzikant/musicus”.
De voor muzikanten belangrijkste wetsartikelen zijn:
Onder de naam ‘loonbelasting’ wordt van werknemers of hun inhoudingsplichtige, van artiesten, van beroeps-sporters, van buitenlandse gezelschappen en van bij of krachtens deze wet aan te wijzen andere personen een directe belasting geheven.
1. Voor de toepassing van de wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder artiest: diegene die ingevolge van een overeenkomst van korte duur als musicus of anderszins als artiest optreedt, tenzij:
c: hij voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden
In de definitie staat specifiek vermeld dat de overeenkomst ‘van korte duur’ moet zijn. Deze definitie is dus niet van toepassing op musici die bijvoorbeeld voor een langere periode in dienst zijn van een orkest, of sessiemuzikanten die gedurende een tour van 50 shows meespelen met een grote soloartiest. Zij vallen onder lid 5 van dit artikel. Ben jij zo’n musicus of sessie muzikant en werkte je altijd met een VAR? Verderop komen we terug op deze groep en wat er nu voor hen gaat veranderen.
Sinds 1964 is er ook een optie om als artiest geen gebruik te maken van de artiestenregeling. Artiesten konden daarmee zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen om hun loonbelastingen te betalen, en dus bruto uitbetaald worden. Tot 2003 gebeurde dat met een zelfstandigheidverklaring, daarna met de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR).
Er zijn veel duidelijke situaties waar een werknemer zelfstandig is en veel duidelijke situaties waarin duidelijk sprake is van dienstverband, maar er is ook een groot grijs gebied. De VAR werd ingevoerd om duidelijkheid te scheppen in dit grijze gebied. De VAR was echter geen perfect systeem.
De verantwoordelijkheid voor het correct toepassen van al deze regels en systemen lag uitsluitend bij de zelfstandige. Mede daarom is er in de loop van de tijd veel ‘schijnzelfstandigheid’ ontstaan. Door een tekort aan mankracht bij de belastingdienst hielden zij het niet bij om individuele situaties te controleren. Daardoor werd het te makkelijk om als opdrachtgever te profiteren van zelfstandigen: geen verplicht vast contract bij de derde verlenging, geen opzegtermijnen, niet doorbetalen bij ziekte…
Bovendien was het zo dat de verantwoordelijkheid bij de werknemer lag. Het was aan de werknemer om te zorgen dat hij/zij voldeed aan de eisen van zelfstandigheid (zoals het hebben van een minimum aantal opdrachtgevers). Indien de belastingdienst toch beoordeelde dat er geen sprake was van zelfstandigheid, moest de werknemer achteraf dus alsnog de premies betalen, niet de werkgever. Er was dus heel weinig risico voor de werkgever, en veel profijt. Een systeem vol gaten dus.
Vanaf 1 mei 2016 wordt om schijnzelfstandigheid tegen te gaan de modelovereenkomst ingevoerd. Met deze nieuwe regeling zal de verantwoordelijkheid bij beide partijen liggen. De status van zelfstandige wordt niet langer gecontroleerd op bepaalde voorwaarden, maar de nadruk ligt nu op de relatie tussen de werknemer en de werkgever. Die controles vinden plaats bij de werkgevers, waardoor de belastingdienst minder hoeft te controleren.
De werkgever moet bij controle kunnen aantonen dat er een dergelijke overeenkomst gesloten is (dus geen extra administratie voor de zelfstandige). Indien er echter sprake is van schijnzelfstandigheid moet nu de werkgever de openstaande ‘loonheffingen’ betalen, en de zelfstandige in dienst nemen (met alle bijbehorende kosten van verzekeringen en premies). Dat klinkt al een stuk aantrekkelijker, toch?
Zelfstandige werknemers kunnen nu dus werken via een modelovereenkomst: een overeenkomst tussen henzelf en hun opdrachtgever waarin de werkzaamheden omschreven staan en benoemd wordt dat er geen sprake is van dienstverband.
Voor heel veel verschillende branches en werknemers zijn al modelovereenkomsten opgesteld, ingediend, en goedgekeurd door de belastingdienst. Overigens is het werken met een modelovereenkomst niet verplicht bij wet, maar het zorgt wel voor meer zekerheid vooraf over de vraag of je opdrachtgever loonheffingen moet inhouden of betalen.
Omdat een muzikant pas een werknemer (in plaats van artiest) is, als deze uit de artiestenregeling stapt, zijn er aparte modelovereenkomst opgesteld voor muzikanten, die deze artiestenregeling in acht nemen, en is de wet aangepast om deze modelovereenkomsten in acht te nemen.
Terug naar punt c van artikel 5: tenzij de artiest “voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden”. Die voorwaarden zijn in het wet voorstel voor het afschaffen van de VAR dus opnieuw vastgesteld:
Degene die als musicus of anderszins als artiest optreedt is geen artiest, in de zin van artikel 5a van de wet, indien hij in Nederland woont en werkzaam is op basis van een voor aanvang van de betaling van de beloning gesloten schriftelijke overeenkomst waaruit blijkt dat het de bedoeling is van beide partijen dat hij geen artiest is in de zin van artikel 5a van de wet.
Er staat nu dus dat een artiest uit de artiestenregeling kan stappen door een “schriftelijke overeenkomst” te sluiten. Dick Molenaar heeft samen met onder andere de VSCD (Vereniging Schouwburg en Concertgebouwdirecties), VNPF (Vereniging Nederlandse Poppodia en –Festivals), en de NAPK (Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten) twee modelovereenkomsten opgesteld die artiesten daarvoor kunnen gebruiken.
In deze modelovereenkomsten staan de kenmerken van de overeenkomst van opdracht vastgesteld zoals dat vanaf nu voor elke zelfstandige opdracht zal gebeuren, en is direct opgenomen dat de artiest wenst geen gebruik te maken van de artiestenregeling.
Omdat dit veel extra papierwerk met zich mee zou kunnen brengen, en het allemaal veel lijkt op de zelfstandigheidverklaring die er vroeger voor artiesten was, is er op aanraden van All Arts door de Staatssecretaris van Financiën besloten dat er geen volledige modelovereenkomst nodig is om uit de artiestenregeling te stappen, maar dat de artiest dat eenvoudig kan laten weten aan zijn opdrachtgever. Het is dus voor artiesten ook mogelijk om een korte tekst te plakken in zijn/haar mailcontact met de opdrachtgever bij het bevestigen van een optreden.
Hiermee informeer je de opdrachtgever van jou wens om uit de artiestenregeling te stappen, en hij gaat impliciet akkoord op het moment dat hij jou uitbetaalt, er hoeft dus niets te worden ondertekend. Indien je met een boeker werkt, kan je de tekst ook verwerken in het boekingscontract. De modelovereenkomst geldt alleen voor het fiscale deel van de overeenkomst. De rest van de afspraken rondom het optreden zal je alsnog zelf moeten maken en evt vastleggen.
– Hier voor individuele artiesten en hier voor artiesten gezelschappen. De korte teksten die je kunt gebruiken (zowel voor individuen als gezelschappen) staan op de website van All Arts Belastingadviseurs. Waarmee het dus wel een stukje makkelijker wordt voor bands en muzikanten die factureren.
Artiesten kunnen er natuurlijk ook nog altijd voor kiezen om niet uit de artiestenregeling te stappen.
In de nieuwe situatie kan het echter nog simpeler; één bandlid mag een factuur sturen namens het hele gezelschap, echter wel met de vermelding naar de opdrachtgever dat het gezelschap uit de artiestenregeling stapt. De korte tekst die je hiervoor moet plakken in je bevestigingsmail naar het podium of de organisator kun je hier vinden.
Het geld kan dan vervolgens onder de bandleden verdeeld worden door hen individueel facturen te laten sturen naar de vertegenwoordiger van het gezelschap. Uiteraard kan ook een boeker de vertegenwoordiger van een gezelschap zijn en de factuur sturen namens het gezelschap. Is er een bandlid die geen BTW factuur kan sturen? Dan zijn er twee opties:
Tip: Vanwege het administratieve werk is het waarschijnlijk gemakkelijker om allemaal een btw nummer aan te vragen, of – als je nog niet zo veel verdient met je optredens – de eerder genoemde ‘informele vereniging’ te beginnen.
Het IB47 formulier kan je digitaal invullen of aanvragen via de site van de belastingdienst.
Het is zodanig vanzelfsprekend dat er geen sprake is van een gezagsverhouding tussen boeker en band, dat er helemaal geen overeenkomst nodig is. Je hoeft als boeker dus geen modelovereenkomst te sluiten met de artiesten waarvoor je werkt.
Als boeker heb je zelf de keuze om een IPV of een modelovereenkomst te gebruiken namens de artiest.
Het maakt niet uit of de boeker een all-in prijs gebruikt of de gage en boekings-fee specificeert in de factuur. Over het hele bedrag mag 6% BTW gerekend worden. Als boeker mag je 6% BTW rekenen omdat je werkzaamheden vallen onder “bijkomende prestaties”, en die volgen het BTW tarief van de “hoofdprestatie”, in dit geval het optreden. Vervolgens verdeelt de boeker het geld onder de leden van het gezelschap. Als je een aparte factuur stuurt voor enkel de bookings-fee moet je wel 21% BTW rekenen en op de bandfactuur 6%.